Reactie 1 e informatieronde 2010 Gouda Positief  pagina  16 Om te voorkomen dat de exploitatietekorten en daaruit voortvloeiende (richtinggevende) t aakstellingen uit de hand lopen, moet de voorgenomen versterking van het w eerstandsvermogen  (gedeeltelijk) worden stopgezet. (pagina 11). Feitelijk wordt bedoeld: “We komen veel geld tekort. We zouden daarom vol gens de  regels aanzienlijk moeten bezuinigen maar daar voelen we niet voor. Daarom gaan we onze reserves maar verder aanspre ken.” Van een wethouder financiën moet worden geëist dat hij hier nooit mee akkoord gaat.  Hij moet vechten als een leeuw om de uitga ven binnen de perken te houden, en daartoe  zo nodig zijn portefeuille beschikbaar stellen. Uit het citaat blijkt dat dit onvoldoende is gebeurd. Bovendien had deze boodschap (“we gaan door met  het  boven onze stand geld uitgeven”) wel wat duidelijker gecomm uniceerd kunnen worden. En tenslotte is de  consequentie van dit alles dat het nieuwe college de bezuinigingsachterstand moet  repareren terwijl zij al met zo veel extra bezuinigingen wordt geconfronteerd. Voor de wethouder financiën in het nieuwe college be velen wij aan dat iemand wordt  aangesteld die over een echt e vechtersmentaliteit beschikt. Keihard knokken en steeds  weer nee verkopen aan directe collega wethouders, om zodoende de financiën op orde  te krijgen , is naar onze mening van het allergrootste be lang . Samenwerking met  economische zaken is hierbij essentieel in combinatie met een mentaliteit die meer  proactief is, kansen zoekt en weegt in plaats van iemand die controleert of alles klopt. 3. Betrokkenheid en daadkracht Ons bezwaar tegen  het functionere n van enkele wethouders is ook de behoefte bij hen aan het zelf willen bepalen van uitkomsten , in plaats van een faciliterende en open  houding.  Het optreden is daarbij wat regentesk, en gaat voorbij aan de betrokkenheid van bewoners.  Als illustratief voorb eeld daarvan denken wij aan het voorstel dat wij  als Gouda Positief deden  tijdens een  verkiezingsdebat bij TV Gouwestad over de opzet van  een tijdelijke discotheek.  De reactie van de betreffende wethouder was : “Die vind  ik lelijk; die wil  ik niet, die komt er niet.”  H et gedrag van “wij bepalen wel wat er hier gaat  gebeu ren” is niet in het belang van onz e stad; het zou naar onze overtuiging altijd een gezamenlijke verantwoordelijkheid moeten zijn. Wanneer bewoners of ondernemers met  goede ideeën voor de stad komen (die de stad ook nog eens niets kosten) , zou juist